Komende zes jaar flink tekort aan ICT-professionals
Werkgevers moeten de komende 6 jaar rekening houden met grote knelpunten in de personeelsvoorziening van ICT-beroepen. Vooral aan software- en applicatieontwikkelaars blijft het tekort naar verwachting groot.
Dit blijkt uit het rapport ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2022’ van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht. Tot 2022 zal het aantal werkenden in Nederland met ongeveer 520.000 groeien. Dat komt neer op een werkgelegenheidsgroei van gemiddeld 1,0% per jaar. Hbo’ers en wo’ers hebben tot 2022 de beste arbeidsmarktperspectieven.
Lonen zijn nauwelijks gestegen
Opvallend is dat het ICT-beroepen de sterkste stijging laten zien in werkgelegenheid, maar de lonen tussen 2009 en 2016 nauwelijks zijn veranderd. Voor 87% van de vraag naar ICT'ers worden grote knelpunten verwacht, voornamelijk op hogere niveaus zoals software- en applicatieontwikkelaars. Het ROA meldt dat de vervangingsvraag in deze beroepen door de jonge leeftijd van het personeelsbestand relatief laag is. Eén op de twee baanopeningen is te danken aan de behoefte van bedrijven om uit te breiden. Op dit moment zijn volgens het ROA 328.000 ICT'ers werkzaam in Nederland. Het centrum verwacht dat dit aantal in de periode 2017 tot 2022 met 1,1% per jaar zal stijgen. Naar verwachting hebben bedrijven in de komende zes jaar behoefte aan 23.300 nieuwe ICT'ers.
Het ROA verdeelt ICT-beroepen in vier categorieën: radio- en televisietechnici, databank- en netwerkspecialisten, software- en applicatieontwikkelaars en beroepen met betrekking tot gebruikersondersteuning ICT. Het centrum verwacht dat de vraag naar radio- en televisietechnici met 1,6% per jaar het hardst zal stijgen, gevolgd door databank- en netwerkspecialisten (1,3% per jaar). De vraag naar software- en applicatieontwikkelaars stijgt naar verwachting met 1,1% per jaar. Deze groep vormt de grootste beroepsgroep binnen de ICT-beroepen. De vraag naar professionals in beroepen met betrekking tot gebruikersondersteuning ICT neemt naar verwachting slechts beperkt toe.
Perspectieven beter voor hoger opgeleiden
De arbeidsmarktperspectieven voor jongeren zijn de komende jaren gemiddeld genomen goed, maar er zijn grote verschillen naar opleidingsniveau en -richting. Over het algemeen hebben jongeren met een hoger opleidingsniveau betere arbeidsmarktperspectieven dan jongeren met een lager opleidingsniveau. Op wo-niveau heeft 50% van de gediplomeerden goede tot zeer goede perspectieven op een baan. Dit geldt vooral voor gediplomeerden met een wo achtergrond in techniek, onderwijs, medicijnen, gedrag en maatschappij. Op hboniveau heeft 43% van de gediplomeerden (zeer) goede arbeidsmarktperspectieven, voornamelijk de afgestudeerden met een hbo-diploma in de richtingen onderwijs, techniek, landbouw, of gezondheidszorg.
Als gevolg van wisselingen van beroep en, al dan niet tijdelijk, uittreden van de arbeidsmarkt moeten tot 2022 ruim 1,5 miljoen arbeidskrachten vervangen worden. Dit resulteert in een jaarlijkse gemiddelde vervangingsvraag van 2,9%, die daarmee bijna driekwart van het aantal te verwachten baanopeningen bepaalt. Het overige kwart komt door groei van de werkgelegenheid als gevolg van de economische groei.
Loonontwikkeling van laag- en middelbaar opgeleiden blijft achter
De lage economische groei en de terugval in arbeidsvraag tijdens de crisis hebben zich vertaald in een lagere arbeidsparticipatie en een lager uurloon voor de laag- en middelbaar opgeleiden. Bij het aantrekken van de economie vanaf 2014 is de participatie van de laagopgeleiden weer toegenomen, terwijl hun loon verder afneemt. Voor de middelbaar opgeleiden nemen de arbeidsparticipatie en de lonen weer voorzichtig toe. De hoogopgeleiden zijn daarentegen tijdens de crisis in staat geweest om hun banen te behouden door een lager loon of een baan beneden het niveau te accepteren. De arbeidsmarktparticipatie van hoogopgeleiden is tijdens de crisis dus amper afgenomen. Nu de markt weer aantrekt, stijgen de lonen van de hoogopgeleiden ook weer, hoewel deze nog niet op het niveau van 2011 liggen.
Het volledige rapport is hier te vinden.