Digitale kloof onder internetters dreigt

We internetten allemaal steeds meer en vaker. Zowel thuis als op het werk, maar ook 'onderweg’ via een smartphone of tablet. Bijna iedereen, uit elke laag van de bevolking, besteedt meer tijd aan internet en profiteert ervan. Vooral jongeren en hoogopgeleiden hebben er het meeste profijt van. Daardoor dreigt een digitale kloof, zo voorspellen de onderzoekers ook dit jaar weer.

96 procent van de Nederlanders, het hoogste percentage in Europa, kan inmiddels thuis op het internet en 87 procent gebruikt het elke dag. In een jaar tijd kunnen meer mensen via hun mobieltje op het internet: 31 procent in 2011 tot 42 procent dit jaar. Via de tablet is dat gestegen van 10 tot 27 procent.

Dat zijn een aantal conclusies uit het Trendrapport internetgebruik 2012 van de Universiteit Twente in opdracht van Digivaardig & Digiveilig, dat donderdag openbaar is geworden. 

Omdat internet meer beschikbaar is, wordt er ook meer gebruik van gemaakt. Op een werkdag (inclusief vrije tijd) internet de Nederlander gemiddeld 4 uur en 48 minuten. Op een vrije dag is dat 4 uur en 18 minuten.

Volgens de onderzoekers Alexander van Deursen en Jan van Dijk maken op werkdagen hoogopgeleiden veel meer gebruik van het internet dan laagopgeleiden. Op vrije dagen is dat juist omgekeerd. Hoogopgeleiden gebruiken het net voor informatie, educatie en carrière. Laagopgeleiden richten zich vooral op vermaak en gamen, chatten en het bekijken van online filmpjes. 

Voorzitter Tineke Netelenbos van Digivaardig & Digiveilig: ,,Internet biedt geweldige economische en maatschappelijke kansen. Maar een digitale kloof tussen groepen mensen dreigt en laat zien dat er nog een wereld te winnen is. Wie privé of op het werk achterblijft en digitale vaardigheden niet blijft ontwikkelen, mist razendsnel de boot.''

Digivaardig & Digiveilig is een samenwerkingsverband tussen bedrijfsleven, overheid en maatschappelijke organisaties om de digitale vaardigheid en de digitale veiligheid van de Nederlandse (beroeps)bevolking te vergroten. Voor het onderzoek zijn ruim 1200 mensen ondervraagd.

(c) ANP