De AI-lakmoesproef: klaar voor autonomie of niet?
In boardrooms gaat het dit najaar niet alleen over de kwartaalcijfers, maar over de vraag: hoe zetten we AI verantwoord én effectief in? Met de AI Act die stapsgewijs wordt ingevoerd en waarvan de meeste EU-brede verplichtingen medio 2026 ingaan, een krappe arbeidsmarkt en stijgende druk op productiviteit is de behoefte aan technologie groot. En precies hier duikt Agentic AI op. Niet langer een tool die wacht op een commando, maar systemen die zelf redeneren, beslissen, handelen en vooruitdenken. Handig? Zeker. Maar vooral confronterend: wie AI nog ziet als een speeltje, mist de kans om er een strategische partner van te maken.
Wereldwijd zet inmiddels 71 procent van de organisaties generatieve AI structureel in, een stijging ten opzichte van 65 procent begin 2024. Toch blijven toepassingen vaak operationeel en reactief. Agentic AI schuift dat beeld op. Daarmee schuift ook de bestuursvraag mee: hoeveel autonomie durven we uit handen te geven en waar trekken we de grens?
Om die vraag te beantwoorden, moeten organisaties terug naar de basis: zonder fundament geen duurzame inzet van AI.
Data en cultuur als basis
De technologie werkt alleen als de basis klopt. Betrouwbare data en heldere governance zijn randvoorwaarden. Zonder dat blijft Agentic AI een risicovol experiment. Maar minstens zo bepalend is cultuur. Organisaties die AI succesvol inzetten, maken datakwaliteit tot directieverantwoordelijkheid in plaats van alleen een IT-vraagstuk. Ze investeren in vaardigheden door de hele organisatie heen, zodat medewerkers begrijpen wat de technologie kan én wat de beperkingen zijn. En ze creëren een leerklimaat waarin fouten niet worden afgestraft, maar benut als brandstof voor verbetering.
Begin met kleine pilots
De volgende stap is agents die elkaar versterken, systemen die samenwerken, kennis delen en samen grip krijgen op complexe vraagstukken. Wat futuristisch klinkt, wordt realiteit. Dit vraagt van organisaties een andere manier van werken: minder hiërarchisch, meer netwerkgedreven. Bestuurders die het voortouw nemen, beginnen niet met grootse projecten, maar met kleine pilots. Denk aan voorspellend onderhoud van machines of IT-systemen, of het verbeteren van de klantenservice. De lessen uit die pilots zijn belangrijk: ze laten zien waar Agentic AI versnelt en waar menselijk ingrijpen onmisbaar blijft. Maar zelfs met succesvolle pilots en schaalbaarheid blijft één factor doorslaggevend: vertrouwen.
Vertrouwen als randvoorwaarde
Technologie zonder vertrouwen is gedoemd te mislukken. Medewerkers die AI wantrouwen, gebruiken het niet. Klanten die twijfelen aan datagebruik, stappen weg. Vertrouwen ontstaat niet uit algoritmes, maar uit uitleg. Daarom kiezen moderne organisaties voor openheid. Ze geven medewerkers en klanten inzicht in de data die wordt gebruikt, via real-life dashboards of periodieke rapportages, en maken duidelijk hoe beslissingen tot stand komen en wie de verantwoordelijkheid draagt. Pas als die controle zichtbaar is, kan Agentic AI breed geaccepteerd worden.
De lakmoesproef voor bestuurders
Agentic AI is geen hype, maar de lakmoesproef van dit moment. Bestuurders die de proef doorstaan, maken duidelijke keuzes: autonomie kan, maar met menselijke eindcontrole. Verantwoordelijkheid blijft bij het bestuur, nooit bij de techniek. Data en governance zijn geen bijzaken, maar de basis. Vertrouwen wordt actief opgebouwd met transparantie en educatie. En pilots zijn niet vrijblijvend, maar de veilige route om gecontroleerd te leren, te falen en te schalen.
De vraag is dus niet óf we iets met Agentic AI moeten, maar hoe snel we de stap zetten naar een bestuursmodel waarin technologie niet alleen ondersteunt, maar meebepaalt. Wie nu koers kiest, maakt van AI een bondgenoot in strategie en innovatie. Wie blijft afwachten, laat de regie uit handen glippen – aan technologie die wél keuzes maakt, maar niet noodzakelijk de juiste.
Door: Daniel Lumkeman, solution architect bij Qlik