Rijnstate digitaliseert beter door samenwerking CIO en CMIO
Mark van der Velden (CIO) en Pauline Buscher-Jungerhans (CMIO, anesthesioloog intensivist) zijn sinds 2019 nauw betrokken bij de digitale strategieën van Rijnstate, topklinisch ziekenhuis in Arnhem. In de praktijk komt die strategie veelal neer op ‘digitaal waar mogelijk, fysiek waar dat moet’. Net zoals veel ziekenhuis- en andere zorginstellingen ziet Rijnstate dit adagium als een belangrijke manier om zorg in Nederland betaal- en beheersbaar te houden. Maar een strategie moet ook uitgevoerd worden. Hoe hebben de CIO en CMIO de handen ineengeslagen om digitalisering de komende jaren in beweging te houden?

Om digitalisering als een overkoepelend begrip op de bestuurlijke agenda te krijgen en te houden, formuleerden de Raad van Bestuur, de afdeling Informatie en Medische Technologie en de medische staf van Rijnstate in 2019 samen de eerste digitale strategie. In drie sporen (zie afbeelding hieronder) werd gekeken naar welke technologie er als basis voor digitalisering nodig was, welke processen efficiënter kunnen plaatsvinden met digitalisering en hoe zorg door gebruik te maken van informatietechnologie kan transformeren. Denk aan voorbeelden zoals monitoring op afstand en data-analyse.
De coronacrisis die in 2020 losbarstte, toonde dat er meer digitaal mogelijk was. Bijvoorbeeld het versneld invoeren van een virtueel zorgcentrum om corona- en andere patiënten op afstand te monitoren. Ook was er voortschrijdend inzicht over hoe digitale ontwikkelingen het zorglandschap veranderen. In 2022 werden alle ervaringen verwerkt in een nieuwe versie van de strategie, met minder focus op technologie en meer op het veranderkundige deel van digitalisering.
Basisrichting onveranderd
Pauline Buscher, anesthesioloog intensivist en CMIO, was met Mark van der Velden, CIO van Rijnstate, betrokken bij de eerste digitale strategie én de update ervan. Volgens Van der Velden is de basisrichting van de strategie niet veranderd, wel de overgang van technologie naar veranderkunde, evenals meer besef wat verantwoorde investeringskeuzes zijn.
“De drie sporen blijven het fundament onder onze digitale strategie. Je ziet wel dat de trekkracht voor trajecten zoals passende zorg, waardegedreven zorg en virtualiseren van zorg steeds meer vanuit die zorg komt. Dat was ook ons doel met de vernieuwde digitale strategie, die veel meer dan de meer technologisch gedreven eerste versie ging over veranderkunde met behulp van technologie. Je ziet dat de trekkracht veel minder vanuit de IT komt. Er is steeds meer sprake van partnerships. Tussen zorgprofessionals, bij divisiedirecteuren, maar ook in de bestuurskamer, begint digitalisering van zorg steeds meer een normaal gespreksonderwerp te worden, niet iets dat we constant op de kaart moeten zetten. Dat is een beweging die je nu terug ziet komen op alle niveaus.”
Leidt dat ook tot concrete stappen?
Mark van der Velden: “Zeker. Een klein voorbeeld: in augustus 2021, toen we net met de vernieuwde strategie van start gingen, hadden we twee gedigitaliseerde zorgpaden live, nu zijn dat er zo’n acht. De uitdaging blijft wel om een goed model voor opschaling te vinden. Maar de discussie is verschoven van ‘is dit nodig’ naar ‘hoe gaan we opschalen’. Dat is echt wel een grote stap.”
Pauline Buscher: “Nog meer uitdaging levert de sterke groei van chronische aandoeningen op. Dat kunnen we niet aan qua aantal zorgprofessionals. Inmiddels zijn we zover dat het in 2021 geïntroduceerde virtuele zorgcentrum van Rijnstate ingezet kan worden om mensen met chronische aandoeningen te begeleiden. Zo heeft onze vakgroep interne de mogelijkheid omarmd om – en is bezig met – het inrichten van trajecten die het virtuele zorgcentrum gebruiken. Maar we staan nog steeds pas aan het begin van een ontwikkeling waarbij patiëntengroepen misschien nog één keer per jaar naar het ziekenhuis komen en verder op afstand gemonitord worden. Als alles goed gaat, hoeft er niks te gebeuren. Als de metingen niet goed zijn of als de patiënt het nodig vindt dan is er veel eerder wel contact en volgt daar een mogelijke fysieke controle uit. Zo kan digitale, virtuele zorg niet alleen helpen om zorg op peil te houden, maar die ook met meer maatwerk te verbeteren. Daarbij moet aandacht voor de mens, zowel de patiënt als professional altijd bovenaan blijven staan.”
Mark: “Je probeert zoveel mogelijk kwalitatief goede zorg te leveren, zo min mogelijk locatie-afhankelijk. Chirurgische ingrepen doe je in het ziekenhuis, maar veel andere vormen van zorg hoeven niet per se tussen deze vier muren. Dat geeft ook meer flexibiliteit in het inrichten van zorg: waar kun je zorg buiten het ziekenhuis met dezelfde of misschien wel meer kwaliteit aanbieden. Dat is wat digitalisering steeds meer mogelijk maakt.”
En dat is ook wat zorgprofessionals steeds meer beseffen?
Mark: “Corona maakte snellere digitalisering nodig, maar nu zien steeds meer medewerkers dat het hen ook kan helpen. En wat je hier en ook bij andere ziekenhuizen ziet, is hoge patiënttevredenheid over digitale zorg. Ik hoor steeds vaker dat patiënten er zelf om vragen. Ze zijn veel liever thuis met goede monitoring dan in het ziekenhuis.”
Pauline: “Het financieringsmodel is hier nog niet op toegesneden. We moeten met relevante partijen zoals toezichthouder NZa onderzoeken hoe dat beter kan. Ik heb zelf het gevoel dat ik vaak lobbyist ben: ja, we moeten nog onderzoeken of digitale zorg effectief is en hoe we dat gaan financieren, maar laten we het in ieder geval al proberen. De NZa en verzekeraars geven wel ruimte, bijvoorbeeld met Transformatiegelden. Maar dat kost elke keer tijd. Je moet mensen vrijmaken, je moet de gelden aanvragen, de juiste gegevens aanleveren. Het gaat nog niet vanzelf.”
Wordt er ook samengewerkt met andere ziekenhuizen in de regio?
Pauline: “Er zijn dwarsverbanden, maar daar heb je – zeker op praktisch niveau – nog wel met complexiteit te maken. Kijk naar uitwisseling van gegevens: elke zorginstelling heeft zijn eigen systeem en die sluiten vaak niet op elkaar aan. Dat is een zoektocht, maar er is wel de intentie om het voor elkaar te krijgen, ongeacht of het gaat om eerste, tweede of derde lijn.”
Mark: “Het is taaie materie. Binnen mProve-verband (een samenwerkingsverband van zes topklinische ziekenhuizen, red.) wordt al wel meer samengewerkt, bijvoorbeeld om zorgpaden mProve-breed op te zetten. Er zijn ook in de regio initiatieven om daarin verder te komen. Maar ook dit is complex. Je moet goed kijken waar de knelpunten zitten, wat er technisch al wel of niet mogelijk is, welke systemen met elkaar kunnen praten.”
Wisselen CIO’s en CMIO’s ook kennis en ervaring uit?
Mark: “We hebben hiervoor regelmatig met aantal ziekenhuis-CIO’s een heidag. Dat deden we al langer, maar het karakter ervan verandert. Ook de belangstelling van bestuurlijk Nederland groeit. Dat zorgt ervoor dat we minder over de technologie praten – zoals tien jaar geleden - en meer over de impact op de zorg en hoe we daarin verder komen.”
De CMIO is van recentere datum dan de CIO. Wordt deze rol ook normaler?
Pauline: “Ja, en daarmee groeit ook het aantal contacten. Ik overleg regelmatig met collega’s uit bijvoorbeeld Radboudumc en ook met de CMIO van huisartsen. Een regionale visie op de toekomst van (regionale) zorg vereist samenwerking met alle betrokken zorgpartners; waar zien we kans, welke knelpunten kunnen we aanpakken? Ook daar is een CMIO-rol heel waardevol. Door te blijven praten kom je stapjes verder.”
Mark: “Een duidelijke sparringpartner in het primaire proces zoals de CMIO is voor mij heel waardevol. Die kan mij terugfluiten als ik te veel in de techniek ga zitten. Je kunt zo ook meer begrip krijgen van de relatie tussen technologie en primaire processen in de zorg. En anderzijds kun je begrip kweken voor de beperkingen van de ICT-infrastructuur. Dat is echt een verschil met 10 jaar geleden. Ik heb een aantal jaar geleden bij een landelijke organisatie een verhaal over de CMIO rol gehouden en kreeg toen de opmerking dat men jaloers op me was. En dat snap ik wel.”
Ik heb het idee dat deze sparring partner nergens anders zo bestaat
Mark: “Ik zie dat ook niet. Ik kan niet beoordelen of dat door de aard van het werk komt. Als je kijkt naar ons virtueel zorgcentrum, zie je dat we het al lang niet meer alleen over de logistieke kant van IT hebben. Het gaat echt over zorg verlenen. Hoe heb je als zorgverlener contact op afstand? Hoe ontwikkel je klinische vaardigheden met behulp van technologie die je vroeger niet had? Dat gaat veel verder dan het digitaliseren of herinrichten van processen.”
Pauline: “Misschien komt het ook omdat zorg meer dan bijna elke andere sector letterlijk en figuurlijk mensenwerk is. Je produceert geen auto, je zorgt voor een mens. Standaardisatie kan ver gaan, maar op een gegeven moment heb je toch maatwerk nodig. En dat is wat zorg behalve uitdagend ook mooi maakt.”
Mark: “Je hoort vaak dat de zorg achterloopt op sectoren zoals financials of logistiek in digitalisering. Dat we moeten leren van andere sectoren. Maar als je kijkt naar de inzet van technologie in het medische proces, denk aan robotchirurgie, AI-gebaseerde MRI-scanners, etc, dan lopen we helemaal niet zo achter. Waar de zorg van andere sectoren kan leren, is op het gebied van kantoorautomatisering, dus in de standaardelementen. Maar niet in het menselijke stuk en innovatieve technologie. Daar is het misschien wel eerder andersom.”
Is een dubbelfunctie voor een CIO en CMIO niet pittig?
Mark: “Ik vind het ontzettend leuk, omdat de discussie op een heel andere manier gevoerd wordt. Neem AI. Een aantal jaar geleden werd nog gedacht dat IBM Watson alle artsen overbodig zou maken. Die fase zijn we wel voorbij. Gartner stelt nu dat je daar niet meer bang voor hoeft te zijn. De discussie verandert van ‘dit kost me mijn baan’ naar ‘hoe gaan we om met deze technologie om goede zorg te blijven verlenen. Dat is een veel volwassener discussie. Wat komt er aan technologie op ons af, hoe gaan we daarmee om en hoe vertalen we dat naar kwalitatief betere zorg met minder zorgprofessionals? Dat is een ingewikkeld, maar leuk gesprek waar ik graag extra tijd in stop.”
Pauline: “Het is een pittige job, maar de wisselwerking is heel mooi. Het is ook beter als je nog met de voeten in de klei staat, omdat je dan beter begrijpt wat op de werkvloer bruikbaar zou kunnen zijn. Maar ik leer ook ontzettend veel. Dokters zijn heel direct. Ze stellen een diagnose en komen zo snel mogelijk tot een behandeling. Als CMIO moet je ook kijken naar waar we over een jaar met digitalisering willen staan, waar we uit willen komen.”
Hoever staan jullie nu met de digitaliseringsstrategie?
Pauline: “Digitalisering houdt niet meer op. We moeten voortdurend de vinger aan de pols houden of we nog op de juiste weg zitten. We zijn al vrij ver met data-analyse, het halen van inzichten uit behandelresultaten en daarvan leren wat goed gaat of beter kan, wat niet werkt. We gaan kleine stappen zetten richting toepassen van modellen. Dat vind ik spannend, want als er in ons analoge proces een bias zit, die je vervolgens in een AI-model automatiseert, gaat het effect van de bias veel meer patiënten raken. Hoe we AI modellen ethisch verantwoord kunnen implementeren is echt nog een zoektocht zijn voor ons.”